Maar een van de nationale talen kon het niet worden, dat zou één bevolkingsgroep voortrekken en daar zouden de dorpsbewoners met een andere moedertaal het niet mee eens zijn. Ludwik zat op het Gymnasium en dacht dat Latijn of Grieks misschien de taak van gemeenschappelijke taal op zich kon nemen, maar die bleken veel te moeilijk, dus was dat niet praktisch. Er was een nieuwe taal nodig: eentje die voor iedereen makkelijk te leren zou zijn en waardoor iedereen op gelijke voet met elkaar kon praten of schrijven.
Vanaf zijn 13de begon Ludwik over mogelijke woorden en grammatica voor zijn taal na te denken. Hij haalde inspiratie uit meer dan 10 talen: Russisch, Frans, Engels, Spaans, Duits, Latijn etc. Toen hij 17 jaar was presenteerde hij zijn eerste ontwerp aan zijn klasgenoten. Enkelen leerden deze “Lingwe Universala”. Hij ging echter door met perfectioneren en in 1887, op zijn 28ste publiceerde hij “la lingvo internacia”.
Onder de naam Dokter “Esperanto”, hij die hoopt, stuurde hij zijn taalontwerp naar honderden kranten en tijdschriften in heel Europa en kreeg na een tijdje de eerste reacties binnen druppelen. Mensen gingen het leren en er werden in verschillende landen zelfs Esperantoclubs geopend om het te oefenen.
Eén van deze clubs, in het Franse Boulogne-sur-Mer, nodigden in 1905 andere Esperantisten uit naar hun stad te komen om te kijken of de taal zou werken met meer mensen uit verschillende landen. Er kwamen 700 mensen uit 20 landen bijeen die enthousiast vaststelden dat Esperanto werkte.